inleiding
Een persoon en zijn verhaal tot leven laten komen is niet
makkelijk. Vele schrijvers hebben het geprobeerd, velen hebben gefaald. Jan
Wolkers niet. Hij laat met zijn schrijfstijl, zijn woordkeuze en hoofdstuk
opbouw de hoofdpersoon tot leven komen. Door de thema’s liefde, dood en
martelingen voel je mee met de
karakters. Voor even zit je in hun hoofd. Alleen een schrijver van niveau kan
dit neerschrijven. En Jan Wolkers deed dat dan ook, met zijn boek ‘Terug naar
Oestgeest’.
Het verhaal
samenvatting
Vroeger: Als het boek begint
wordt aan de hand van een oude foto een aantal familieleden besproken. De nogal
streng Calvinistische ouders van de ikfiguur uit het verhaal komen uit
Amsterdam. Ze hebben nog een tijdje in Leiden gewoond maar wonen nu in
Oegstgeest. Daar beginnen ze een nogal exclusieve delicatessenwinkel.
Nu: Om het hoofdstuk kom je in het nu. De verteller loopt langs een kerkje waar zijn
broer begraven ligt. Alles in dit gedeelte gaat dan over die broer en roept
veel herinneringen op bij de verteller. Bij een van de ruzies tussen hem en zijn broer heeft de hoofdpersoon alle foto's van hem verbrand. Sinds zijn broer overleden
is, is er nergens meer een foto van hem. De bestemming van de reis naar
Oegstgeest is een bezoek aan zijn ouders.
Vroeger: Dan belanden we weer in het verleden rondom de
geboorte van de verteller. Dat was op precies de 35e verjaardag van zijn vader.
Na een korte tijd kreeg de verteller al de ziekte spruw.
Nu: Weer in het nu gaat de hoofdpersoon terug naar de winkel die ze vroeger hadden. Daar ontdekt hij dat het gebouw nu in gebruik is voor het kantoor van een middenstandsbank. Daar gaat hij ook op bezoek bij de oude buren. Via haar tuin loopt de verteller nog even door de tuin die hun vroeger bezaten. Hierdoor komen velen herinneringen naar boven.
Vroeger: Dan gaat het boek terug naar zijn lagere school. In de allereerste klas had hij een juffrouw die Vink heette. Hij had bewondering voor haar en was verliefd op juffrouw Vink. Hij deed bij haar goed zijn best en haalde mooie cijfers. In de tweede klas kreeg hij juffrouw Hakkenberg, zij was het tegenovergestelde van juffrouw Vink. Volgens Hakkenberg kwam de verteller uit een van de gestichten die naast de school stonden. Zijn cijfers waren beduidend slechter en voor het eind van het schooljaar stapte hij over naar een nieuwe gereformeerde school.
Nu: De hoofdpersoon loopt net als vroeger van zijn huis naar de lagere school. Op deze weg komt hij zijn vader tegen die op weg is naar de AH, hij praat nog even met hem.
Vroeger: Op school zorgde de verteller ervoor dat hij geen onvoldoendes meer staat en gaat over naar de 3e klas. Hij herinnert zich weer dat hij vroeger altijd langs een muur liep met grote letters, waarin reclame wordt gemaakt voor Kaapse Wijnen, op weg naar school.
Het laatste jaar van de lagere school is een iets drukker jaar. Gevechten met de katholieke school, seksuele spelletjes, hevige verliefdheid en een optocht.
Nu: Als de verteller in het nu terugkeert naar zijn vroegere basisschool dan is die
tekst op de muur weg. Net zoals meer dingen van vroeger. Er komen wat
herinneringen boven drijven over winterse zondagmiddagen. Wanneer zijn vader
een projectielantaarn tevoorschijn haalt en plaatjes projecteerde op de muur. Ook
gaat de verteller nog langs een museum waar hij vroeger al tekenend vele uren
heeft doorgebracht.Nu: Weer in het nu gaat de hoofdpersoon terug naar de winkel die ze vroeger hadden. Daar ontdekt hij dat het gebouw nu in gebruik is voor het kantoor van een middenstandsbank. Daar gaat hij ook op bezoek bij de oude buren. Via haar tuin loopt de verteller nog even door de tuin die hun vroeger bezaten. Hierdoor komen velen herinneringen naar boven.
Vroeger: Dan gaat het boek terug naar zijn lagere school. In de allereerste klas had hij een juffrouw die Vink heette. Hij had bewondering voor haar en was verliefd op juffrouw Vink. Hij deed bij haar goed zijn best en haalde mooie cijfers. In de tweede klas kreeg hij juffrouw Hakkenberg, zij was het tegenovergestelde van juffrouw Vink. Volgens Hakkenberg kwam de verteller uit een van de gestichten die naast de school stonden. Zijn cijfers waren beduidend slechter en voor het eind van het schooljaar stapte hij over naar een nieuwe gereformeerde school.
Nu: De hoofdpersoon loopt net als vroeger van zijn huis naar de lagere school. Op deze weg komt hij zijn vader tegen die op weg is naar de AH, hij praat nog even met hem.
Vroeger: Op school zorgde de verteller ervoor dat hij geen onvoldoendes meer staat en gaat over naar de 3e klas. Hij herinnert zich weer dat hij vroeger altijd langs een muur liep met grote letters, waarin reclame wordt gemaakt voor Kaapse Wijnen, op weg naar school.
Het laatste jaar van de lagere school is een iets drukker jaar. Gevechten met de katholieke school, seksuele spelletjes, hevige verliefdheid en een optocht.
Vroeger:Tijdens zijn jeugd heerste armoede. De achteruitgang van de winkel van zijn ouders betekent dat ze kamers moeten gaan verhuren. Het gezin wordt steeds groter en de armoede stijgt ook maar. Op advies van "papagaai" (een leraar) gaat de verteller naar het MULO in Leiden. Het kerstrapport is zo triest dat zijn vader hem van school af haalt en laat werken in de winkel. Niet lang daarna wordt de winkel gesloten. Vader krijgt een baan als beheerder van een militaire kantine.
Nu: Teruggekomen in Oestgeest bladert de verteller in een krantenarchief om uit te zoeken of hij niks vergeten is. Allereerst bekijkt hij de kranten van 1939, vervolgens die van 1925. In dat jaar is hij geboren. In Oegstgeest ziet hij zijn ouders naar de kerk gaan maar de verteller praat niet met ze.
Vroeger:Dan belanden we weer in zijn verleden. Als de verteller veertien jaar is, dan krijgt hij voor het eerst een baantje. Als dierenverzorger bij het academisch ziekenhuis. Hij heeft nogal medelijden met de beestjes en hij besluit ze vroegtijdig af te maken. Nadat er een andere jongen bijkomt loop dit totaal uit de hand.
Dan breekt de oorlog uit. De verteller is doodsbang dat zijn broer zal sneuvelen. Als de verteller weer zijn werk wil hervatten dan wordt hij zonder excuus ontslagen.
Nu: Als de verteller in het nu terugkeert naar het laboratorium dan vergelijkt hij concentratiekampen met het laboratorium. Sinds de 20 jaar dat hij weg is ziet alles er nog net zo netjes uit als dat de concentratiekampen er nu uit zien.
Vroeger: Na het werken in het laberatorium komt de hoofdpersoon in een nieuw periode van zijn leven. In dit tijdsstadium begint de verteller zich te interesseren in beeldende kunst. De eerste tekenlessen krijgt hij van zijn vader. Nu heeft hij een bijbaantje als tuinjongen op het landgoed van een multimiljonair, Houtheer. Van werken komt niet veel, hij zit vaak te tekenen en in de pauze`s bestudeert hij Engelse en Franse leerboeken van zijn zus. Na een jaar "trouwe" dienst gaat hij werken voor groenbedrijf Broodster, hij krijgt hier 2 keer zoveel betaald als bij de miljonair. Nu kan de verteller `s avonds typ- en tekenlessen nemen. Op de typcursus ontmoet hij een meisje met rood haar. Hij wordt verliefd op haar. Na twee keer een tuinman te zijn geweest gaat hij werken in een lijstenmakerij. Daar steelt hij tubes verf. Hij wordt ontslagen. Bij zijn vierde baantje als bediende op een distributiekantoor gaar hij tekenen en verhalen schrijven. Hij gaat vaak naar zijn buurman toe waar hij kennis maakt met de gedichten van Gorter.
Nu: Weer aanbeland in de tegenwoordige tijd gaat de hoofdpersoon terug naar het landgoed van Houtheer waar nu een belastingkantoor zit. De tuin en het huis zijn een puinhoop geworden. Hij ontmoet daar ook een oude tuinknecht, hij werkte er 20 jaar geleden ook al. Hij hoort dat Houtheer al 5 jaar dood is.
Vroeger: Dit deel uit zijn verleden is belangrijk. Het gaat bijna alleen over het sterven van de broer van de verteller. Allerlei herinneringen komen boven over gesprekken in de avond op bed en hun strooptochten. Ook een verschijning van een gigantische paling komt in zijn gedachten naar boven. De verteller ziet dit als een voorteken voor de dood van zijn broer door difterie.
Nu: Dit stuk, weer afspelend in het nu gaat weer veer over zijn gestorven broer. De gedachten worden alleen maar sterker omdat zijn huis wordt gesloopt. Hij mag er nog een keer doorheen lopen.
Vroeger: Weemoed op zijn vader vervult hem. "Ik zag dat mijn vader met geloof aan godsvertrouwen begonnen was, maar berooid en met lege handen geƫindigd.' Maar vooral voelt hij het gemis van zijn broer. Het laatste dat hij van hem bezat , een regenjas gemaakt van een parachute, is verloren gegaan toen Wolkers een jonge reiger erin wilde wikkelen. De vogel pikte de jas aan flarden en wiekte omhoog. Met dit beeld van bevrijding eindigt het boek.
Oestgeest
mening
Ik heb dit boek nog geen minuut geleden uitgelezen.
Hiervoor heb ik me er drie dagen in verdiept, waarbij ik telkens als de klok 11
uur aangaf, moeite had om het boek weg te leggen. Ik heb een aantal goede
redenen om dit boek een meeslepend en indrukkendwekkend verhaal te mogen
noemen.
Ten eerste begint het boek op originele wijze. Zonder
enige vorm van waarschuwing wordt je te midden van de gedachtes van de
hoofdpersoon gezet. Deze beschrijft zijn familie, met gebeurtenissen die er
voor hem toe doen aan de hand van een foto. Orginaliteit is in mijn ogen een
teken dat ik ben overgeleverd aan een schrijver die mij kan verrassen. Ik prijs
dit dan ook erg.
Dan, na direct in het verhaal belandt te zijn, las ik
verder. In het begin vond ik het boek matig, maar hoe meer hoofdstukken er aan
mij voorbij gingen, hoe meer en meer ik de schrijfstijl begon te waarderen
en zelfs te bewonderen. Op subtiele en bijna droge wijze beschrijft Jan Wolkers de
gruwelijkheden die de hoofdpersoon in zijn jeugd heeft gedaan en gezien.
‘Honderden slakken, wormen en engerlingen zijn geroosterd en verkoold
actergebleven in van aarde opgetrokken bouwsels die ik omringde met stro en
takjes die ik in brand stak. Het radeloze rennen van de kevers en de mieren als
et vuur van alle kanten steeds dichterbij kwam, et trage draaien van de slakken
die verschrikkelijke pijnen geleden moeten hebben omdat ze zo sappig waren dat
het heel langzaam ging.’ (pag 49).
De onderwerpen die in het boek nadrukelijk werden benadrukt zeggen mij niet veel omdat ik er niet mee opgegroeit ben, maar boeien me daar zijn manier van vertellen. Een voorbeeld hiervan is het enorm sterk geloven in god. De vader van de hoofdpersoon was zwaar gelovig en de hoofdpersoon gaat daar maar al te graag tegenin. 'Mijn vader die altijd een andje beetpakte en zei: 'Moet je eens kijken hoe gaaf. Er ontbreekt geen nageltje' Dat was dan bedoeld als een compliment voor de Schepper. Maar ik had aan mijn kleine teentje geen nagels.' (pag 122)
Als ik naar de verhaallijn kijk, gebeurt er eigenlijk
niet zo veel. Een man beschrijft zijn leven, dat tragisch was, en zijn omgang
met de dood van zijn broer. Hoewel ik daar niet zo van houd (dat eindeloze
gepraat over iemands familie, huis en werk), heb ik mezelf er met niet al te
veel moeite doorheen geslagen.
Terwijl ik het hele verhaal gedacht had dat er niks
gebeurd was, maakte de laatste zin alles duidelijk. ‘Het was het enige dat ik
van mijn broer had. Ik heb em daar op de bosgrond laten liggen.’ Het verhaal
ging niet om wat hij had meegemaakt, maar om hoe hij daar mee omging. En dat
maakte een prachtig einde aan het boek.
Dit literaire boek, zonder verhaal lijn, begint origineel
en eigendigt prachtig. Daartussen weet de schrijver dingen over te brengen met
emotie. 'En altijd die weeƫ geur in huis van babies en vuile luiers. Altijd weer een paar nieuwe roze billetjes met talkpoeder, weer een ander uitpuilend buikje vragend om een navelbandje.' (pag 122) Daartussen staat een speciefieke schrijfstijl die ik erg mooi vind en
waardeer om zijn nuchterheid. Daartussen wordt een verhaal verteld, die zowel onbegrijpelijk en zwaarmoedig als mooi en bewonderingswaardig is.
Algemene informatie:
·
Terug naar Oestgeest – Jan Wolkers· Plaats van uitgave: Amsterdam
· Jaar van uitgave: 1966
· Druk (jaar van eerste uitgave): 1965
· Aantal pagina’s: 252
· Niveau 5
Geen opmerkingen:
Een reactie posten