De drie verhalen
De uitvreter:
Koekebakker ontmoet Japi
via zijn vriend Bavink. Bavink heeft Japi
ontmoet in Zeeland. Japi tuurde over het water en Bavink vond hem erg
interessant. Samen gaan ze leven van het geld dat Bavink verdient aan zijn
schilderijen. Japi maakt niet alleen misbruik van Bavink, maar ook van de
andere vrienden en is daarom een uitvreter. Na een tijdje verliezen ze Japi uit
het oog. Hij heeft een baan aangeboden gekregen van zijn vader die hij moest
aannemen. Nu is hij geen uitvreter meer. Ondertussen heeft hij ook nog een
tijdje een verhouding gehad met Jeanne. Zij is gestorven aan kanker. Japi voelt
zich niet gelukkig. Hij moet van zijn werk naar Afrika. Na
twee jaar in Afrika te hebben gewerkt, komt Japi halfdood terug. Koekebakker
ontmoet hem op een novembermiddag in Wijk bij Duurstede, terwijl hij naar het
water staat te staren. Japi vertelt: in Afrika had hij veel geleden. Jeanne, zijn Franse vriendin, had hem bedrogen en leed aan een borstkwaal. Hard werken deed hij niet meer. Onder de indruk van de armoede die hij in België had gezien wilde hij socialist worden. Daarom was hij gaan werken en schrijven, maar het had allemaal niets geholpen. Hij was nu weer bezig zijn tijd te verstaren: bereiken kon je toch niets. Nog enige maanden verstaart Japi zijn tijd. De volgende zomer stapt hij van de Waalbrug af. Op zijn kamer vindt men zes briefjes met "G.v.d.", en één met "ziezo".
Titaantjes:
Koekebakker, Hoyer,
Bekker, Ploeger en Bavink vormen een vriendengroep, De Titaantjes. Ze komen
vaak bij elkaar en bespreken dan wat ze van het leven vinden. Ze bespreken hoe
het is en hoe het eigenlijk had moeten zijn. Ze denken dat de rijke heren het
veel beter hebben dan zij, maar toch denken ze ook weer van niet. Uiteindelijk
gaan ze elk hun eigen weg. Na 6 jaren rondzwerven besluit Koekebakker om weer terug te gaan. Hij krijgt weer de verlangens terug die hij had, maar beseft dat ze nooit zullen uitkomen. Koekebakker gaat zijn vrienden opzoeken en kijken wat er van iedereen is terechtgekomen. Hoyer is nog steeds een zeer succesvolle schilder. Hij heeft erg veel geld en woont nu bij een vrouw achter het concertgebouw. Bavink schildert nog steeds maar is een alcoholist en krankzinnig geworden. Ploeger verdient erg weinig. Hij werkt bij een gasfabriek. Hij is erg ongelukkig en heeft veel kinderen. Koekebakker, de ik-persoon, is journalist. Hij verdient niet veel maar is tevreden met wat hij krijgt.
Dichtertje:
Het dichtertje, genaamd Ee, is een
kantoorbediende, die daarnaast ook verzen schrijft. Hij droomt ervan ooit een
groot dichter te worden en een verhouding te beginnen met een dichteres. Hij is
echter getrouwd met Coba, een meisje dat hij op weg naar kantoor ontmoette toen
ze naar school ging. Hij wordt verliefd en maakt vele romantische gedichten. Na
een jaar krijgt hij toestemming om te trouwen. Na een jaar huwelijk wordt hun
dochter geboren, Bobi. Ze vormen nu al vijf jaar een gelukkig gezin: het
dichtertje geniet een goed inkomen, hun huwelijk is goed en Coba helpt het
dichtertje bij het in het net schrijven van zijn poezie.Toch wordt het dichtertje gekweld door allerlei verlangens: Overal ziet hij mooie onbereikbare meisjes lopen, "zodat zijn hele leven een lang gedicht werd, wat ook vervelend wordt".
Ook Coba heeft onbestemde verlangens: op een terras trekt ze de aandacht van een man. Hoewel ze deze man negeert, is ze er toch enigszins van ondersteboven.
Dora, de zus van Coba, heeft ook verlangens. Ze houdt van haar zwager, en van zijn dichterlijke activiteiten. Ze verlangt ernaar ook als Ee te kunnen schrijven.
Met dichtertje gaat het materieel steeds beter: Hij maakt promotie en wordt lid van de partij. Zijn oude vrienden ziet hij echter niet meer. Op geestelijk vlak is hij echter veel onrustiger: hij wil een toren oprichten tot in de blauwe lucht om te staan in de eeuwigheid.
Dan brengt dichtertje Dora weg naar Beek en Dal, waar ze tot rust moet komen na haar vaders dood, en tijdens deze rit voelen beide verlangens naar elkaar, maar beide kunnen het onderdrukken. Dora begrijpt ze niet goed, terwijl dichtertje ze te goed begrijpt. In maart kijken ze de drukproeven van Dichtertjes dichtbundel 'Djenngis Kan' na, terwijl Coba met Bobi in Den Haag logeert. Hij vertelt Dora dat zijn jeugdvriend Penning met haar wil trouwen, en dringt er bij haar op aan dit voorstel aan te nemen. Zij wijst dit voorstel echter resoluut van de hand.
Thuisgekomen kan Dora haar verlangens duiden. Ze keert terug naar dichtertjes huis, en ze gaan met elkaar naar bed. Later treffen enkele vrienden dichtertje naakt en gek aan in zijn eigen huis aan. Aan het eind van het verhaal is het dichtertje dood, maar zijn boek is een bestseller. Dora woont bij Coba in en ze wil werken, vooral niet denken.
Ik weet het niet
Deze drie boeken, gebundeld in een, behoren tot de
Neoromantiek. De neoromantiek is een reactie op het impressionisme en het
naturalisme. Kenmerken van deze stroming zijn:· Noodlot:
In deze stroming ligt er een overduidelijke nadruk op het noodlot. Alles wat een mens overkomt is van te voren vastgelegd en dit vastgelegde verhaal zal deze persoon moeten ondergaan. Iets bovennatuurlijks, geheimzinnigs en onverklaarbaars heeft dit noodlot voor ons bepaalt en we hebben er geen enkele grip op.
· Bovennatuurlijke:
Veel neoromantische boeken spelen zich af in het verleden of in exotische streken. Hierbij benadrukken ze de bovennatuurlijke kenmerken van de boeken.
· Kritiek:
Vaak word in de boeken een scherpe kritiek tegen de bestaande maatschappij geleverd.
· Escapisme:
Dit is de drang te ontvluchten. Dit is een duidelijk en veel voorkomend elementen in neoromantische boeken. De meeste karakters ontvluchten op de een of andere manier aan het gewone, normale leven.
· Gevoel:
Belangrijk is hoe de hoofdpersoon, of andere personen, zich voelen. Vaak is dat wat somber, omdat ze aan het noodlot vastzitten, en toch tevreden, omdat ze hun situatie accepteren.
Ik heb alle drie de boeken gelezen, maar wil me bij de
beschrijving van de neoromantische kenmerken graag beperken tot het tweede
boek: Titaantjes. Hierin komen de kenmerken overduidelijk naar voren, waardoor
het boek een beetje een sombere sfeer over zich heeft.
Het noodlot hangt zwaar boven de hoofden van de
personages. In het boek wordt weergegeven waar de titanen eindigen ondanks hun
dromen en verwachtingen. "Op den toren van
Rhenen had ik gestaan en de verten gezien, en mijn hart had naar de verte
getrokken naar de roode luchten in 't Westen. Doch al had ik van den toren
kunnen vliegen naar de verten, dan zou ik slechts gevonden hebben, dat de verte
het nabije was geworden en opnieuw zou mijn hart naar de verte getrokken
hebben. En wat baat mij de wijsheid, die mij leert dat 't niet anders kan en
zoo blijven zal in eeuwigheid?" Dit uitgestippelde lot accepteren
ze dan ook maar.
Het bovennatuurlijke komt in een andere vorm dan plaats
en tijd voor in het verhaal. Het boek speelt zich niet af in het verleden en
ook niet in een exotische streek. Het speelt zich af in hartje Amsterdam en in
het Belgische Antwerpen.
Het eerste bovennatuurlijke element is god. God speelt
een hoofdrol voor de personages, allen verlangen ze ernaar. Wat voornamelijk
blijkt uit hoofdstuk 8:
‘God leeft in mijn hoofd. Zijn velden zijn er onmetelijk,
zijn tuinen staan er vol schoone bloemen, die niet sterven, en statige vrouwen
wandelen er naakt, vele duizenden. En de zon gaat er op en onder en schijnt
laag en hoog en weer laag en ’t eindeloze gebied is eindeloos ’t zelfde en geen
oogenblik gelijk. En breede rivieren stroomen er door met vele bochten en de
zon schijnt er in en ze voeren ’t licht naar de zee. En aan de rivieren mijner
gedachten zit ik stilletjes en genoeglijk en rook een steenen pijpje en voel de
zon op mijn lijf schijnen en zie ’t water stroomen, voortdurend stroomen naar
’t onbekende. En 't onbekende deert mij niet. En ik knik maar eens tegen de
schoone vrouwen, die de bloemen plukken in mijn tuinen en hoor den wind
ruischen door de hooge dennen, door de wouden der zekerheid, dat dit alles
bestaat, omdat ik 't zoo verkies te denken. En ik ben dankbaar dat mij dit
gegeven is. En in ootmoed pijp ik nog eens aan en voel mij God, de oneindigheid
zelf.Doelloos zit ik, Gods doel is de doelloosheid.’
Het tweede bovennatuurlijke element zou je uit de titel
kunnen halen, ‘Titaantjes’. Titanen waren in de Griekse mythologie goden. Ze
werden na een gevecht om de macht in de onderwereld gevangen gezet. Ze hadden
dus niets bereikt na een lang en zwaar gevecht. Titanen zijn bovennatuurlijk.
Ze slaan erg duidelijk op de personages in het boek die naar hun mening
hetzelfde door hebben gemaakt. Veel gestreden, weinig bereikt.
De drang om te vluchten uit deze realiteit blijkt uit het feit dat Koekebakker gaat zwerven. Hij blijft 6 jaar weg en komt dan tot de ontdekking dat deze wereld niet te ontvluchten is. Als hij hier achter is gekomen en zijn gevoelens geordend heeft, is hij tevreden. Hij accepteert zijn lot en zijn inkomsten. Een einde waarbij je de last die je door de hoofdpersonen tijdelijk met je meedroeg een klein beetje kan laten gaan. Het is oké zoals het is.
Neoromantiek
De weemoedige stemming van de drie boeken blijft hangen.
Na het lezen en het neerleggen van het boek blijf je denken. Is het zoals zij
het vinden, is het een somber leven, waarvan het lot bepaalt is? Is onze
toekomst inderdaad al vastgelegd? Het idee valt zwaar. Het geeft een bepaalde
lading aan de gewoonste dingen in het leven. Is dan echt alles bepaalt?
Deze lading laat ook zien dat dit boek in grote mate
neoromantisch is. Duister, mysterieus en kritisch, het soort waaruit je weg
wilt vluchten. Een prachtig boek, waarvan elke zin een reden om te denken
geeft. Waar de meeste boeken een vlucht uit de realiteit zijn, is de realiteit
een vlucht uit dit boek.
Algemene
informatie:
· De uitvreter
Titaantjes Dichtertje – Nescio· Plaats van uitgave: Wolters-Noordhoff B.V., Groningen
· Jaar van uitgave: 1991
· Eerste druk
- De uitvreter: 1911
- Titaantjes: 1915
- De uitvreter Titaantjes Dichtertje gebundeld: 1918
· Aantal pagina’s: 120
· Genre: Novelle
· Niveau: 5
· Behoort tot de neoromantische stroming.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten