vrijdag 11 januari 2013

Klas 5- Terug tot Ina Damman- Simon Vestdijk

Als je in de puberteit komt…
inleiding
Dit 212 bladzijdes lange verhaal gaat over de periode in het leven dat je opzoek gaat naar jezelf, op zoek gaat naar wie je wilt zijn en uitzoekt wat je met alle nieuwe gevoelens en verlangens moet. Simon Vestdijk weet de onzekere Anton, de hoofdpersoon van het boek, momenten van herkenning te geven voor iedere tiener. Pesten, verliefd worden, vechten en de onzekere gevoelens. Elke tiener heeft wel één van deze dingen meegemaakt. En juist daarom is dit boek, een boek dat tot elke tieners boekenkast zou moeten behoren.

En je leven totaal veranderd…
samenvatting
HET WOORD

Anton Wachter loopt naar de HBS in Lahringen. Het is zijn eerste schooldag. Hij denkt aan zijn overleden vader, die hem 'vent' noemde, en aan de leraren en zijn oude schoolvrienden, die hij weer zal ontmoeten. Hij neemt zich voor verliefd te worden op Marie van den Boogaard, een meisje uit Uitschoten. Hij loopt naar een groepje jongens en vraagt of iemand de leraar Greve kent. Max Mees wil hem net een hand geven, als hij opeens hoort: 'He lui, daar heb je vent ook.' Piet Idzerda, een jongen uit een hogere klas, heeft dit gezegd en de jongens bulderen van het lachen. Anton voelt zich verlamd van ellende. De eerste schooldag verloopt in angst. Hij probeert te berekenen hoe vaak Piet Idzerda per dag en per week hem 'Het Woord' zou kunnen toeroepen.'s Avonds, achter zijn boeken, dringt het tot hem door wat er die ochtend gebeurd is. Hij vraagt zich af of hij het zijn moeder zal vertellen. Hij gaat het rijtje jongens na van wie hij iets te vrezen zal hebben: Jelle Mol, Kappie en Wiskie, en Gerrit Bolhuis, die het overigens alleen maar over meiden heeft.

Vijf dagen later weet iedereen in de klas 'Het Woord'. Jelle Vos maakt er een versje op en Anton heeft geen leven meer: schuw en omzichtig sluipt hij naar school en weer naar huis. Het enige lichtpuntje op school is de leraar Greve. Elk jaar vertelt hij de eerste klas het verhaal over zijn promotie. Anton imiteert hem, maar wordt door de wiskundeleraar uitgescholden.Anton werkt ijverig, maar van zijn beurten voor de klas brengt hij niets terecht. Hij is doodsbang voor het woord. Het enige wat hij kan doen is keihard werken, zo hard zelfs dat de zeven op zijn rapport het laagste cijfer is. Voor Frans krijgt hij zelfs een tien. Hij denkt dat hierin zijn redding ligt: als hij bewondering voor zijn cijfers afdwingt, zal hij veilig zijn voor 'Het Woord'. Mijnheer Greve noemt hem 'naarstig', wat Anton een scheldwoord vindt, even erg als 'vent'.Jan Breedevoort legt beslag op Marie van den Boogaard. Anton blijft op zijn tenen lopen en is zo gespannen dat het tot een uitbarsting komt. Hij vecht met Piet Idzerda, die veel sterker is en hem behoorlijk toetakelt. Zijn moeder schrijft een briefje aan de vader van Piet en hierom wordt hij op school weer uitgelachen. Iedereen veracht hem en hij voelt zich buiten de groep gesloten.Hij begint er slecht uit te zien. Zijn moeder vraagt hem of er soms een meisje in het spel is.Anton begint zijn moeder te verachten. Dat wordt alleen maar erger als zijn moeder aan een kennis een schoolfoto laat zien waarop Anton staat zonder kin.
In de paasvakantie vindt hij een doos met foto's. Er is er eentje bij waar Janke op staat, hun dienstmeisje van vroeger. Hij herinnert zich een erotisch getint spelletje dat hij destijds met haar speelde. Als hij haar later, tijdens een wandeling met zijn moeder, tegenkomt, is ze heel anders dan hij zich had voorgesteld. Ze ziet er raar uit en heeft een vreemde stem. Ze heeft zelfs een zoontje. Tussen de paasvakantie en de grote vakantie wordt 'Het Woord' nog 62 keer gezegd, maar er wordt niet gevochten.

INA DAMMAN
Ina Damman uit Driehuizen komt als nieuwe leerlinge op de HBS. Ze is niet bang of verlegen,haar gezicht heeft een koele en onbewogen uitdrukking. Haar broertjes Cor en Frans vliegen voor haar, eenvoudig omdat ze nooit aan een weigering denkt. Ze staat onbeweeglijk bij de school en zo ziet Anton haar.Piet Soer, die ook uit Driehuizen komt, regelt voor Anton een ontmoeting met haar. Zij stemt erin toe dat hij haar elke dag naar de trein brengt. Antons leven verandert. Hij voelt zich vrij en gelukkig en is zelfs niet meer bang voor Jelle Mol. Elke avond schrijft hij in een 'Note Book'precies op wat ze tegen elkaar hebben gezegd. Dat is bitter weinig. Hij stuurt haar een eigengemaakte tekening ('Het molentje van Gabriël') als verjaardagscadeau, waarvoor Ina hem de volgende dag bedankt. Ze wordt nu ook wat spraakzamer. Iedereen weet nu van hun 'relatie'. De leraar Frans, Couvee, vindt Ina een stuk marmer en zegt dit tegen Antons moeder.Horsting, de leraar Duits, die altijd krijtjes de klas in gooit om onder de rokken van de meisjes te kunnen kijken, zegt hem zelfs dat hij voor zijn gezondheid moet oppassen. Anton wil dan een gezonde fietstocht met Ina gaan maken, maar eerst gaat hij in Driehuizen kijken. Hij fietst langs haar huis, ziet haar staan, maar durft haar niet te groeten. De maandag erna zegt Ina tegen Anton dat haar vader het niet meer goed vindt dat hij haar wegbrengt.Een week later vindt ze het weer wel goed. Het fietstochtje gaat niet door, maar later gaat Anton wel met haar schaatsen. Ina is dan zelfs aardig tegen hem, maar als het begint te dooien,'bevriest zij weer'.
Het hoogtepunt van het schooljaar voor Anton zou een fietstocht in mei met zijn klas moeten worden. Anton zegt niet veel tegen Ina tijdens de tocht. Ina fietst ongeïnteresseerd naast hem.De tocht wordt voor Anton een ramp als schooljongens op de terugreis in de trein hem naar zijn eigen coupé jagen, zodat hij niet bij Ina kan zitten. Pas als hij alleen terug naar huis fietst, vindt hij iets terug van de 'ijle gelukzaligheid' die hem twee dagen lang heeft beheerst.Zo houdt Anton zichzelf tevreden en gelukkig, maar daar komt abrupt een eind aan als Ina haar vriendinnen smeekt bij haar te blijven, omdat anders 'die vervelende jongen' er weer zal zijn.Max Mees en Jan Breedevoort vertellen dit op de kermis door aan Anton. Hij vraagt aan Ina of dit waar is en als zij dit bevestigt, belooft hij haar niet langer lastig te vallen.

DE OVERWINNING
In de derde klas verandert Anton. Hij is voortdurend in de weer met seksuele praatjes en fantasieën. Hij denkt alleen nog maar aan naakte vrouwen en zoekt in romannetjes de passages waarin wat 'gebeurt'. De puistjes op zijn gezicht vindt hij vreselijk en hij veracht zichzelf. Toch slaagt hij er langzaam in het beeld van Ina Damman weg te schuiven. Zijn vriend Max Mees wordt verliefd op Dirkje, het dienstmeisje van de buren, en daardoor begint Anton weer aan Janke te denken. Hij gaat zelfs naar het huis waar de moeder van Janke woont. Hij blijft over haar fantaseren, maar weet niet wat hij met zijn gevoelens aan moet.Op school zetten Arie van Ruiven en Jelle Mol de klas op zijn kop. Als Max Mees wordt uitgescholden terwijl hij een beurt heeft en zich daarover bij Greve beklaagt, besluit Greve geen les meer te geven. Vijf weken lang zwijgt hij het hele lesuur. Max Mees weet hem over te halen de lessen weer te hervatten. Max en Anton beloven de meester iedereen een pak slaag te geven die de lessen durft te saboteren.Anton maakt zijn belofte waar door Gabriëls in elkaar te slaan. Iedereen is hierdoor volkomen verbaasd en Kappie biedt hem zelfs boksles aan. Anton voelt zich hierdoor gelukkig en iedereen bekijkt hem met andere ogen. Marie van den Boogaard wordt verliefd op hem. Jan Breedevoort,die vroeger met Marie ging, fantaseert allerlei verhalen over haar met Horsting. Als hij ook nog vertelt dat Ina Damman weer 'scharrelt', wordt Anton vreselijk nijdig. Hij besluit verliefd te worden op Marie. Maar als zij Anton tijdens de les met haar voet bewerkt, schaamt hij zich.Op het jaarlijkse schoolreisje fietst hij nu met Marie, die honderduit babbelt. Als ze in het bos wandelen en Marie haar uiterste best doet zijn aandacht te trekken, weet hij opeens heel zeker dat hij altijd van Ina Damman zal blijven houden. Hij zal niet naar haar toegaan, juist omdat hij van haar houdt. Hij laat Marie tijdens de terugreis van de excursie aan haar lot over, met de mededeling dat hij hoofdpijn heeft. Hij verlangt naar zijn 'Note Book', waarin hij zal schrijven: '20 juni. Terug.' Hij zal trouw blijven 'aan iets dat hij verloren had, - aan iets dat hij nooit had bezeten'.

En je gevoelens je verwarren…
Een duidelijk en gegronde reden had ik, om dit boek te gaan lezen. Die reden heeft te maken met de herkenning toen ik de achterkant las. ‘een intelligente, maar wereldvreemde jongen’. Toen ik aan de middelbare begon dacht ik niet dat ik wereldvreemd was, maar achteraf beschouwend, was ik dat door en door. Ook ‘die op school dan ook veel wordt geplaagd’ trekt de aandacht voor mij.

Mijn verwachtingen waren erg hoog, misschien niet eerlijk voor de schrijver, want die moet dan aan dit beeld voldoen. Die verwachting schiep ik, zonder daar enige reden toe te hebben. Echter, het dwong mij wel aan het boek te beginnen en het, goed en wel aan de verwachtingen voldaan, weer bij de laatste pagina te sluiten.

En je er alleen voor lijkt te staan…
Het overduidelijke en leuk gekozen thema van dit boek is angst. Anton is bang om naar school te gaan, bang voor de wereld, voor alles om zich heen. ‘Vijf dagen duurde het voordat ze het allemaal wisten in de eerste klas. ….. Hij werd dan spierwit en staarde naar de grond, naar een steen; daaromheen begon alles zachtjes en veelbetekenend te trillen en wazig te worden.’ (blz 21)

Het thema van de angst loopt over in het thema van de liefde. De soort liefde die je hebt als je heel jong bent, die onoverwinnelijk lijkt. Die liefde is in dit boek gekeerd tot het meisje, Ida Damman. ‘Een uur werk had het hem gekost om uit te maken na welke lesuren de twee klassen elkaar tegen het lijf moesten lopen: dat was zijn kans om Ina Damman zelf te zien te krijgen.’

Dan kun je altijd nog rekenen op jezelf.
Dit boek, over de puberteit, pesten, verliefdheid en angst omvat alles wat een puber ooit mee maakt. Dat is de reden dat ik dit boek erg goed vind. Waar het bij de meeste literatuur mij voornamelijk in de schrijfstijl zit, ligt hij bij dit boek in het verhaal. Er is één zin, die prachtig verwoord is en het einde van het boek tot een goed einde maakt. ‘Maar zijn voeten raakte zwaar de aarde, zwaar een knarsend op het kiezel alsof zij het alleen hadden te bepalen hoe onwankelbaar trouw hij blijven zou aan iets dat hij verloren had, -aan iets dat hij nooit had bezeten.’ (blz 212)

Algemene informatie:
-          Terug tot Ina Damman –Simon Vestdijk
-          Plaats van uitgave: Amsterdam
-          Jaar van uitgave: 1993
-          Druk (jaar van eerste uitgave): 1934
-          Aantal pagina’s: 212
-          Niveau: 5
-          Genre: Psychologische roman

woensdag 9 januari 2013

Klas 5 Terug naar Oestgeest - Jan Wolkers

Het leven
inleiding
Een persoon en zijn verhaal tot leven laten komen is niet makkelijk. Vele schrijvers hebben het geprobeerd, velen hebben gefaald. Jan Wolkers niet. Hij laat met zijn schrijfstijl, zijn woordkeuze en hoofdstuk opbouw de hoofdpersoon tot leven komen. Door de thema’s liefde, dood en martelingen voel je mee met  de karakters. Voor even zit je in hun hoofd. Alleen een schrijver van niveau kan dit neerschrijven. En Jan Wolkers deed dat dan ook, met zijn boek ‘Terug naar Oestgeest’.

Het verhaal
samenvatting
Vroeger: Als het boek begint wordt aan de hand van een oude foto een aantal familieleden besproken. De nogal streng Calvinistische ouders van de ikfiguur uit het verhaal komen uit Amsterdam. Ze hebben nog een tijdje in Leiden gewoond maar wonen nu in Oegstgeest. Daar beginnen ze een nogal exclusieve delicatessenwinkel.
Nu: Om het hoofdstuk kom je in het nu. De verteller loopt langs een kerkje waar zijn broer begraven ligt. Alles in dit gedeelte gaat dan over die broer en roept veel herinneringen op bij de verteller. Bij een van de ruzies tussen hem en zijn broer heeft de hoofdpersoon alle foto's van hem verbrand. Sinds zijn broer overleden is, is er nergens meer een foto van hem. De bestemming van de reis naar Oegstgeest is een bezoek aan zijn ouders.

Vroeger: Dan belanden we weer in het verleden rondom de geboorte van de verteller. Dat was op precies de 35e verjaardag van zijn vader. Na een korte tijd kreeg de verteller al de ziekte spruw. 
Nu: Weer in het nu gaat de hoofdpersoon terug naar de winkel die ze vroeger hadden. Daar ontdekt hij dat het gebouw nu in gebruik is voor het kantoor van een middenstandsbank. Daar gaat hij ook op bezoek bij de oude buren. Via haar tuin loopt de verteller nog even door de tuin die hun vroeger bezaten. Hierdoor komen velen herinneringen naar boven.

Vroeger: Dan gaat het boek terug naar zijn lagere school. In de allereerste klas had hij een juffrouw die Vink heette. Hij had bewondering voor haar en was verliefd op juffrouw Vink. Hij deed bij haar goed zijn best en haalde mooie cijfers. In de tweede klas kreeg hij juffrouw Hakkenberg, zij was het tegenovergestelde van juffrouw Vink. Volgens Hakkenberg kwam de verteller uit een van de gestichten die naast de school stonden. Zijn cijfers waren beduidend slechter en voor het eind van het schooljaar stapte hij over naar een nieuwe gereformeerde school.
Nu: De hoofdpersoon loopt net als vroeger van zijn huis naar de lagere school. Op deze weg komt hij zijn vader tegen die op weg is naar de AH, hij praat nog even met hem.

Vroeger: Op school zorgde de verteller ervoor dat hij geen onvoldoendes meer staat en gaat over naar de 3e klas. Hij herinnert zich weer dat hij vroeger altijd langs een muur liep met grote letters, waarin reclame wordt gemaakt voor Kaapse Wijnen, op weg naar school.
Het laatste jaar van de lagere school is een iets drukker jaar. Gevechten met de katholieke school, seksuele spelletjes, hevige verliefdheid en een optocht.
Nu: Als de verteller in het nu terugkeert naar zijn vroegere basisschool dan is die tekst op de muur weg. Net zoals meer dingen van vroeger. Er komen wat herinneringen boven drijven over winterse zondagmiddagen. Wanneer zijn vader een projectielantaarn tevoorschijn haalt en plaatjes projecteerde op de muur. Ook gaat de verteller nog langs een museum waar hij vroeger al tekenend vele uren heeft doorgebracht.

Vroeger:Tijdens zijn jeugd heerste armoede. De achteruitgang van de winkel van zijn ouders betekent dat ze kamers moeten gaan verhuren. Het gezin wordt steeds groter en de armoede stijgt ook maar. Op advies van "papagaai" (een leraar) gaat de verteller naar het MULO in Leiden. Het kerstrapport is zo triest dat zijn vader hem van school af haalt en laat werken in de winkel. Niet lang daarna wordt de winkel gesloten. Vader krijgt een baan als beheerder van een militaire kantine.
Nu: Teruggekomen in Oestgeest bladert de verteller in een krantenarchief om uit te zoeken of hij niks vergeten is. Allereerst bekijkt hij de kranten van 1939, vervolgens die van 1925. In dat jaar is hij geboren. In Oegstgeest ziet hij zijn ouders naar de kerk gaan maar de verteller praat niet met ze.


Vroeger:Dan belanden we weer in zijn verleden. Als de verteller veertien jaar is, dan krijgt hij voor het eerst een baantje. Als dierenverzorger bij het academisch ziekenhuis. Hij heeft nogal medelijden met de beestjes en hij besluit ze vroegtijdig af te maken. Nadat er een andere jongen bijkomt loop dit totaal uit de hand.
Dan breekt de oorlog uit. De verteller is doodsbang dat zijn broer zal sneuvelen. Als de verteller weer zijn werk wil hervatten dan wordt hij zonder excuus ontslagen.
Nu: Als de verteller in het nu terugkeert naar het laboratorium dan vergelijkt hij concentratiekampen met het laboratorium. Sinds de 20 jaar dat hij weg is ziet alles er nog net zo netjes uit als dat de concentratiekampen er nu uit zien.


Vroeger: Na het werken in het laberatorium komt de hoofdpersoon in een nieuw periode van zijn leven. In dit tijdsstadium begint de verteller zich te interesseren in beeldende kunst. De eerste tekenlessen krijgt hij van zijn vader. Nu heeft hij een bijbaantje als tuinjongen op het landgoed van een multimiljonair, Houtheer. Van werken komt niet veel, hij zit vaak te tekenen en in de pauze`s bestudeert hij Engelse en Franse leerboeken van zijn zus. Na een jaar "trouwe" dienst gaat hij werken voor groenbedrijf Broodster, hij krijgt hier 2 keer zoveel betaald als bij de miljonair. Nu kan de verteller `s avonds typ- en tekenlessen nemen. Op de typcursus ontmoet hij een meisje met rood haar. Hij wordt verliefd op haar. Na twee keer een tuinman te zijn geweest gaat hij werken in een lijstenmakerij. Daar steelt hij tubes verf. Hij wordt ontslagen. Bij zijn vierde baantje als bediende op een distributiekantoor gaar hij tekenen en verhalen schrijven. Hij gaat vaak naar zijn buurman toe waar hij kennis maakt met de gedichten van Gorter.

Nu: Weer aanbeland in de tegenwoordige tijd gaat de hoofdpersoon terug naar het landgoed van Houtheer waar nu een belastingkantoor zit. De tuin en het huis zijn een puinhoop geworden. Hij ontmoet daar ook een oude tuinknecht, hij werkte er 20 jaar geleden ook al. Hij hoort dat Houtheer al 5 jaar dood is.
Vroeger: Dit deel uit zijn verleden is belangrijk. Het gaat bijna alleen over het sterven van de broer van de verteller. Allerlei herinneringen komen boven over gesprekken in de avond op bed en hun strooptochten. Ook een verschijning van een gigantische paling komt in zijn gedachten naar boven. De verteller ziet dit als een voorteken voor de dood van zijn broer door difterie.

Nu: Dit stuk, weer afspelend in het nu gaat weer veer over zijn gestorven broer.  De gedachten worden alleen maar sterker omdat zijn huis wordt gesloopt. Hij mag er nog een keer doorheen lopen.

Vroeger: Weemoed op zijn vader vervult hem. "Ik zag dat mijn vader met geloof aan godsvertrouwen begonnen was, maar berooid en met lege handen geëindigd.' Maar vooral voelt hij het gemis van zijn broer. Het laatste dat hij van hem bezat , een regenjas gemaakt van een parachute, is verloren gegaan toen Wolkers een jonge reiger erin wilde wikkelen. De vogel pikte de jas aan flarden en wiekte omhoog. Met dit beeld van bevrijding eindigt het boek.

Oestgeest
mening
Ik heb dit boek nog geen minuut geleden uitgelezen. Hiervoor heb ik me er drie dagen in verdiept, waarbij ik telkens als de klok 11 uur aangaf, moeite had om het boek weg te leggen. Ik heb een aantal goede redenen om dit boek een meeslepend en indrukkendwekkend verhaal te mogen noemen.

Ten eerste begint het boek op originele wijze. Zonder enige vorm van waarschuwing wordt je te midden van de gedachtes van de hoofdpersoon gezet. Deze beschrijft zijn familie, met gebeurtenissen die er voor hem toe doen aan de hand van een foto. Orginaliteit is in mijn ogen een teken dat ik ben overgeleverd aan een schrijver die mij kan verrassen. Ik prijs dit dan ook erg.

Dan, na direct in het verhaal belandt te zijn, las ik verder. In het begin vond ik het boek matig, maar hoe meer hoofdstukken er aan mij voorbij gingen, hoe meer en meer ik de schrijfstijl begon te waarderen en zelfs te bewonderen. Op subtiele en bijna droge wijze beschrijft Jan Wolkers de gruwelijkheden die de hoofdpersoon in zijn jeugd heeft gedaan en gezien. ‘Honderden slakken, wormen en engerlingen zijn geroosterd en verkoold actergebleven in van aarde opgetrokken bouwsels die ik omringde met stro en takjes die ik in brand stak. Het radeloze rennen van de kevers en de mieren als et vuur van alle kanten steeds dichterbij kwam, et trage draaien van de slakken die verschrikkelijke pijnen geleden moeten hebben omdat ze zo sappig waren dat het heel langzaam ging.’ (pag 49).

De onderwerpen die in het boek nadrukelijk werden benadrukt zeggen mij niet veel omdat ik er niet mee opgegroeit ben, maar boeien me daar zijn manier van vertellen. Een voorbeeld hiervan is het enorm sterk geloven in god. De vader van de hoofdpersoon was zwaar gelovig en de hoofdpersoon gaat daar maar al te graag tegenin. 'Mijn vader die altijd een andje beetpakte en zei: 'Moet je eens kijken hoe gaaf. Er ontbreekt geen nageltje' Dat was dan bedoeld als een compliment voor de Schepper. Maar ik had aan mijn kleine teentje geen nagels.' (pag 122)

Als ik naar de verhaallijn kijk, gebeurt er eigenlijk niet zo veel. Een man beschrijft zijn leven, dat tragisch was, en zijn omgang met de dood van zijn broer. Hoewel ik daar niet zo van houd (dat eindeloze gepraat over iemands familie, huis en werk), heb ik mezelf er met niet al te veel moeite doorheen geslagen.

Terwijl ik het hele verhaal gedacht had dat er niks gebeurd was, maakte de laatste zin alles duidelijk. ‘Het was het enige dat ik van mijn broer had. Ik heb em daar op de bosgrond laten liggen.’ Het verhaal ging niet om wat hij had meegemaakt, maar om hoe hij daar mee omging. En dat maakte een prachtig einde aan het boek.

Dit literaire boek, zonder verhaal lijn, begint origineel en eigendigt prachtig. Daartussen weet de schrijver dingen over te brengen met emotie. 'En altijd die weeë geur in huis van babies en vuile luiers. Altijd weer een paar nieuwe roze billetjes met talkpoeder, weer een ander uitpuilend buikje vragend om een navelbandje.' (pag 122) Daartussen staat een speciefieke schrijfstijl die ik erg mooi vind en waardeer om zijn nuchterheid. Daartussen wordt een verhaal verteld, die zowel onbegrijpelijk en zwaarmoedig als mooi en bewonderingswaardig is.  

Algemene informatie:
·         Terug naar Oestgeest – Jan Wolkers
·         Plaats van uitgave: Amsterdam
·         Jaar van uitgave: 1966
·         Druk (jaar van eerste uitgave): 1965
·         Aantal pagina’s: 252
·         Niveau 5

woensdag 2 januari 2013

Neoromantiek (stromingsboek) De uitvreter Titaantjes Dichtertje – Nescio (pseudoniem voor J.H. Grönloh)

De uitvreter Titaantjes Dichtertje – Nescio (pseudoniem voor J.H. Grönloh)
De drie verhalen

De uitvreter:
Koekebakker ontmoet Japi via zijn vriend Bavink. Bavink heeft Japi ontmoet in Zeeland. Japi tuurde over het water en Bavink vond hem erg interessant. Samen gaan ze leven van het geld dat Bavink verdient aan zijn schilderijen. Japi maakt niet alleen misbruik van Bavink, maar ook van de andere vrienden en is daarom een uitvreter. Na een tijdje verliezen ze Japi uit het oog. Hij heeft een baan aangeboden gekregen van zijn vader die hij moest aannemen. Nu is hij geen uitvreter meer. Ondertussen heeft hij ook nog een tijdje een verhouding gehad met Jeanne. Zij is gestorven aan kanker. Japi voelt zich niet gelukkig. Hij moet van zijn werk naar Afrika. Na twee jaar in Afrika te hebben gewerkt, komt Japi halfdood terug. Koekebakker ontmoet hem op een novembermiddag in Wijk bij Duurstede, terwijl hij naar het water staat te staren. Japi vertelt: in Afrika had hij veel geleden.
Jeanne, zijn Franse vriendin, had hem bedrogen en leed aan een borstkwaal. Hard werken deed hij niet meer. Onder de indruk van de armoede die hij in België had gezien wilde hij socialist worden. Daarom was hij gaan werken en schrijven, maar het had allemaal niets geholpen. Hij was nu weer bezig zijn tijd te verstaren: bereiken kon je toch niets. Nog enige maanden verstaart Japi zijn tijd. De volgende zomer stapt hij van de Waalbrug af. Op zijn kamer vindt men zes briefjes met "G.v.d.", en één met "ziezo".

Titaantjes:
Koekebakker, Hoyer, Bekker, Ploeger en Bavink vormen een vriendengroep, De Titaantjes. Ze komen vaak bij elkaar en bespreken dan wat ze van het leven vinden. Ze bespreken hoe het is en hoe het eigenlijk had moeten zijn. Ze denken dat de rijke heren het veel beter hebben dan zij, maar toch denken ze ook weer van niet. Uiteindelijk gaan ze elk hun eigen weg.

Na 6 jaren rondzwerven besluit Koekebakker om weer terug te gaan. Hij krijgt weer de verlangens terug die hij had, maar beseft dat ze nooit zullen uitkomen. Koekebakker gaat zijn vrienden opzoeken en kijken wat er van iedereen is terechtgekomen. Hoyer is nog steeds een zeer succesvolle schilder. Hij heeft erg veel geld en woont nu bij een vrouw achter het concertgebouw. Bavink schildert nog steeds maar is een alcoholist en krankzinnig geworden. Ploeger verdient erg weinig. Hij werkt bij een gasfabriek. Hij is erg ongelukkig en heeft veel kinderen. Koekebakker, de ik-persoon, is journalist. Hij verdient niet veel maar is tevreden met wat hij krijgt.

Dichtertje:
Het dichtertje, genaamd Ee, is een kantoorbediende, die daarnaast ook verzen schrijft. Hij droomt ervan ooit een groot dichter te worden en een verhouding te beginnen met een dichteres. Hij is echter getrouwd met Coba, een meisje dat hij op weg naar kantoor ontmoette toen ze naar school ging. Hij wordt verliefd en maakt vele romantische gedichten. Na een jaar krijgt hij toestemming om te trouwen. Na een jaar huwelijk wordt hun dochter geboren, Bobi. Ze vormen nu al vijf jaar een gelukkig gezin: het dichtertje geniet een goed inkomen, hun huwelijk is goed en Coba helpt het dichtertje bij het in het net schrijven van zijn poezie.

Toch wordt het dichtertje gekweld door allerlei verlangens: Overal ziet hij mooie onbereikbare meisjes lopen, "zodat zijn hele leven een lang gedicht werd, wat ook vervelend wordt".
Ook Coba heeft onbestemde verlangens: op een terras trekt ze de aandacht van een man. Hoewel ze deze man negeert, is ze er toch enigszins van ondersteboven.
Dora, de zus van Coba, heeft ook verlangens. Ze houdt van haar zwager, en van zijn dichterlijke activiteiten. Ze verlangt ernaar ook als Ee te kunnen schrijven.
Met dichtertje gaat het materieel steeds beter: Hij maakt promotie en wordt lid van de partij. Zijn oude vrienden ziet hij echter niet meer. Op geestelijk vlak is hij echter veel onrustiger: hij wil een toren oprichten tot in de blauwe lucht om te staan in de eeuwigheid.

Dan brengt dichtertje Dora weg naar Beek en Dal, waar ze tot rust moet komen na haar vaders dood, en tijdens deze rit voelen beide verlangens naar elkaar, maar beide kunnen het onderdrukken. Dora begrijpt ze niet goed, terwijl dichtertje ze te goed begrijpt. In maart kijken ze de drukproeven van Dichtertjes dichtbundel 'Djenngis Kan' na, terwijl Coba met Bobi in Den Haag logeert. Hij vertelt Dora dat zijn jeugdvriend Penning met haar wil trouwen, en dringt er bij haar op aan dit voorstel aan te nemen. Zij wijst dit voorstel echter resoluut van de hand.
Thuisgekomen kan Dora haar verlangens duiden. Ze keert terug naar dichtertjes huis, en ze gaan met elkaar naar bed. Later treffen enkele vrienden dichtertje naakt en gek aan in zijn eigen huis aan. Aan het eind van het verhaal is het dichtertje dood, maar zijn boek is een bestseller. Dora woont bij Coba in en ze wil werken, vooral niet denken.


Ik weet het niet
Deze drie boeken, gebundeld in een, behoren tot de Neoromantiek. De neoromantiek is een reactie op het impressionisme en het naturalisme. Kenmerken van deze stroming zijn:

·         Noodlot:
In deze stroming ligt er een overduidelijke nadruk op het noodlot. Alles wat een mens overkomt is van te voren vastgelegd en dit vastgelegde verhaal zal deze persoon moeten ondergaan. Iets bovennatuurlijks, geheimzinnigs en onverklaarbaars heeft dit noodlot voor ons bepaalt en we hebben er geen enkele grip op.

·         Bovennatuurlijke:
Veel neoromantische boeken spelen zich af in het verleden of in exotische streken. Hierbij benadrukken ze de bovennatuurlijke kenmerken van de boeken.

·         Kritiek:
Vaak word in de boeken een scherpe kritiek tegen de bestaande maatschappij geleverd.

·         Escapisme:
Dit is de drang te ontvluchten. Dit is een duidelijk en veel voorkomend elementen in neoromantische boeken. De meeste karakters ontvluchten op de een of andere manier aan het gewone, normale leven.

·         Gevoel:
Belangrijk is hoe de hoofdpersoon, of andere personen, zich voelen. Vaak is dat wat somber, omdat ze aan het noodlot vastzitten, en toch tevreden, omdat ze hun situatie accepteren.

Ik heb alle drie de boeken gelezen, maar wil me bij de beschrijving van de neoromantische kenmerken graag beperken tot het tweede boek: Titaantjes. Hierin komen de kenmerken overduidelijk naar voren, waardoor het boek een beetje een sombere sfeer over zich heeft.

Het noodlot hangt zwaar boven de hoofden van de personages. In het boek wordt weergegeven waar de titanen eindigen ondanks hun dromen en verwachtingen. "Op den toren van Rhenen had ik gestaan en de verten gezien, en mijn hart had naar de verte getrokken naar de roode luchten in 't Westen. Doch al had ik van den toren kunnen vliegen naar de verten, dan zou ik slechts gevonden hebben, dat de verte het nabije was geworden en opnieuw zou mijn hart naar de verte getrokken hebben. En wat baat mij de wijsheid, die mij leert dat 't niet anders kan en zoo blijven zal in eeuwigheid?" Dit uitgestippelde lot accepteren ze dan ook maar.

Het bovennatuurlijke komt in een andere vorm dan plaats en tijd voor in het verhaal. Het boek speelt zich niet af in het verleden en ook niet in een exotische streek. Het speelt zich af in hartje Amsterdam en in het Belgische Antwerpen.

Het eerste bovennatuurlijke element is god. God speelt een hoofdrol voor de personages, allen verlangen ze ernaar. Wat voornamelijk blijkt uit hoofdstuk 8:
‘God leeft in mijn hoofd. Zijn velden zijn er onmetelijk, zijn tuinen staan er vol schoone bloemen, die niet sterven, en statige vrouwen wandelen er naakt, vele duizenden. En de zon gaat er op en onder en schijnt laag en hoog en weer laag en ’t eindeloze gebied is eindeloos ’t zelfde en geen oogenblik gelijk. En breede rivieren stroomen er door met vele bochten en de zon schijnt er in en ze voeren ’t licht naar de zee. En aan de rivieren mijner gedachten zit ik stilletjes en genoeglijk en rook een steenen pijpje en voel de zon op mijn lijf schijnen en zie ’t water stroomen, voortdurend stroomen naar ’t onbekende. En 't onbekende deert mij niet. En ik knik maar eens tegen de schoone vrouwen, die de bloemen plukken in mijn tuinen en hoor den wind ruischen door de hooge dennen, door de wouden der zekerheid, dat dit alles bestaat, omdat ik 't zoo verkies te denken. En ik ben dankbaar dat mij dit gegeven is. En in ootmoed pijp ik nog eens aan en voel mij God, de oneindigheid zelf.
Doelloos zit ik, Gods doel is de doelloosheid.’


Het tweede bovennatuurlijke element zou je uit de titel kunnen halen, ‘Titaantjes’. Titanen waren in de Griekse mythologie goden. Ze werden na een gevecht om de macht in de onderwereld gevangen gezet. Ze hadden dus niets bereikt na een lang en zwaar gevecht. Titanen zijn bovennatuurlijk. Ze slaan erg duidelijk op de personages in het boek die naar hun mening hetzelfde door hebben gemaakt. Veel gestreden, weinig bereikt.

 Tijdens hun strijd leveren de titanen vreselijk veel kritiek op alles om hen heen. Ze bespreken hoe het is en had moeten zijn. Daarbij klagen ze over de maatschappij en de rijke lui. Daarmee begint het boek ook: ‘Jongens waren we – maar aardige jongens. Al zeg ik ’t zelf. Wij zijn nu veel wijzer, stakkerig wijs zijn we, behalve Bavink, die mal geworden is. Wat hebben we al niet willen opknappen. We zouden hun wel eens laten zien hoe ’t moest. We, dat waren wij, met z’n vijven. Alle andere menschen waren ‘ze’. ‘Ze’, die niets snapten en niet zagen.’

De drang om te vluchten uit deze realiteit blijkt uit het feit dat Koekebakker gaat zwerven. Hij blijft 6 jaar weg en komt dan tot de ontdekking dat deze wereld niet te ontvluchten is. Als hij hier achter is gekomen en zijn gevoelens geordend heeft, is hij tevreden. Hij accepteert zijn lot en zijn inkomsten. Een einde waarbij je de last die je door de hoofdpersonen tijdelijk met je meedroeg een klein beetje kan laten gaan. Het is oké zoals het is.

Neoromantiek
De weemoedige stemming van de drie boeken blijft hangen. Na het lezen en het neerleggen van het boek blijf je denken. Is het zoals zij het vinden, is het een somber leven, waarvan het lot bepaalt is? Is onze toekomst inderdaad al vastgelegd? Het idee valt zwaar. Het geeft een bepaalde lading aan de gewoonste dingen in het leven. Is dan echt alles bepaalt?

Deze lading laat ook zien dat dit boek in grote mate neoromantisch is. Duister, mysterieus en kritisch, het soort waaruit je weg wilt vluchten. Een prachtig boek, waarvan elke zin een reden om te denken geeft. Waar de meeste boeken een vlucht uit de realiteit zijn, is de realiteit een vlucht uit dit boek.

Algemene informatie:
· De uitvreter Titaantjes Dichtertje – Nescio
· Plaats van uitgave: Wolters-Noordhoff B.V., Groningen
· Jaar van uitgave: 1991
· Eerste druk
-          De uitvreter: 1911
-          Titaantjes: 1915
-          De uitvreter Titaantjes Dichtertje gebundeld: 1918
· Aantal pagina’s: 120
· Genre: Novelle
· Niveau: 5
·  Behoort tot de neoromantische stroming.

 

 

maandag 28 mei 2012

Klas 5- De wiskunstenaars of ’t gevluchte juffertje van Pieter Langendijk - verlichting

De wiskunstenaars of ’t gevluchte juffertje van Pieter Langendijk is representief voor de Verlichtingliteratuur.

Pieter Langendijk
Inleiding
‘Hei holla hei! Tryn, Griet, Neel, Klaar, holla!’ Zo begroet één van de karakters uit ‘De wiskunstenaars of ’t gevluchte juffertje’ van  Pieter Langendijk het publiek. De schrijver van komische kluchten en blijspelen word gezien als een classicistische toneelschrijver. Deze mening valt echter te betwisten en zo ben ik er dan ook van overtuigd dat dit toneelstuk meer kenmerken bevat van de verlichting dan van het classicisme.

Verlichtingliteratuur
Kern
Ik spreek hierboven over het classicisme en over de verlichting, zonder uit gelegd te hebben wat dat precies inhoud. Bij deze zal ik enige verklaring aan de begrippen geven. Het is echter wel moeilijk de twee stromingen uit elkaar te halen aangezien ze erg dicht bij elkaar liggen qua gedachtegoed. Natuurlijk zijn er verschillen, die zijn minimaal maar belangrijk en ga ik u nu vertellen.

Het classicisme is een stroming met vele regels betreffende de vorm van literaire werken. Regels die zijn toegeschreven aan poëzie en toneelspelen met de klassieke en de Franse auteurs als voorbeeld. Regels die ze stellen zijn onder andere ordelijkheid, duidelijkheid en streven naar volmaakte vormgeving. Belangrijk is ook het rationele denken en de actuele kwesties, wat voortkomt uit deze regels. Hierin overlapt de verlichting het classicisme. Rationeel denken, carpe diem, actuele kwesties en wetenschap kenmerken deze tijd namelijk. Een duidelijk optimisme droeg alles voort in de verlichting.

Carpe diem
Alhoewel mijn boek een toneelstuk is en eigenlijk toegeschreven zou moeten worden aan het classicisme, ga ik vanaf nu vertellen wat de verlichtingskenmerken zijn.
Ten eerste is het optimisme en het carpe diem duidelijk in door Pieter Langendijk naar voren gebracht. De hoofdpersoon en zijn geliefde willen hoe dan ook bij elkaar komen. Ze handelen niet met hun oog op het moment na de dood.
 ‘Ja, en wij zijn zo vast verbonden aan malkaar, dat maar alleen de dood die trouwe min kan scheien. ‘k zal u beschermen lief, hou moed, en wil niet schreien! Anzelmus, ‘k zweer, gij zijt zeer kwalijk onderricht, ik heb mij altijd wel gekweten in mijn plicht.’
 Er word tijdens de manier van doen en laten niet gedacht aan God en wat Hij zou accepteren. Alles waar ze aan denken is hun eigen leven op aarde, waarin zij samen gelukkig willen zijn. God komt niet één keer naar voren in het hele verhaal. Dat bewijst dat dit boek meer carpe diem, dan momento morti gericht is.

 Opvoeding
Een ondergeschikt, maar weldegelijk belangrijk punt uit de verlichting is de opvoeding. Ze proberen het volk dat nog in onwetendheid leeft op te voeden. Dit gebeurt op allerlei manieren. Dit kenmerk is weldegelijk terug te vinden in ‘De wiskunstenaars of ’t gevluchte juffertje’. Het boek bestaat namelijk uit twee “verhaallijnen” die bij elkaar worden gebracht om er een lopend geheel van te maken. Het verhaal van de wiskunstenaars probeert het publiek op te voeden en het deel over ’t gevluchte juffertje geeft alles een reden om het boek te lezen.

 Rationalisme
Het derde argument is het rationalisme en de wetenschap. Dit beheerst het gehele boek. Echt te benoemen is het op het moment dat twee doctoren bekvechten over het sterrenstelsel. De een is er van overtuigd dat de aarde om de zon draait en de ander is overtuigd geraakt van het tegenovergestelde. ‘Wel, met dit argument zyt gy terstond bekaaijd. De zon, die groter is, dan de and’re hemeltekenen, en zo veel duizend myl van ’t  aardryk, als wy rekenen, vloog tieenmaal sneller dan een pyl vliegt uit een bog. Ja kogel door de lucht, indien zy zich bewoog, Het welk onmoog’lyk is, en daarom moet zy blyven in ’t middelpunt.’
 Hierbij beredeneren ze beide met menselijk verstand, gebaseerd op waarneembare werkelijkheid en met een kritisch oog op eerdere bronnen over het sterrenstelsel. Dit alles is overduidelijk een verlichtingskenmerk.

Deze argumenten behoren, zoals eerder gezegd ook tot het classicisme. Verder is dit geen proza, maar een toneelstuk, wat ook tot deze klassieke stroming behoort. De kenmerken van de verlichten komen echter duidelijker naar voren en het toneelstuk volgt op een veel minder duidelijke wijze de standaard regels die temaken hebben met ordelijkheid, duidelijkheid en streven naar volmaakte vormgeving.

De wiskunstenaars of ’t gevluchte juffertje
slot
Over de kwestie of dit boek van Pieter Langendijk een classicistisch of een verlichtingboek is, zal voor altijd een discussie kunnen worden gevoerd. Beide kanten zouden kunnen worden verklaard en betoogd. Voor mij echter is het duidelijk verlichting. Het carpe diem gevoel, de opvoeding van de samenleving tot een welwetende en het rationalisme zijn namelijk in elk stuk van het toneelstuk terug te vinden. Daarom ben ik ervan overtuigd dat dit boek een boek uit de verlichting is.

zaterdag 26 mei 2012

Klas 5- Max Havelaar van Multatuli- Romantiek

Max Havelaar van Multatuli (Eduard Douwes Dekker) is representatief voor het gedachtegoed van de Romantiekliteratuur
Max Havelaar
Inleiding

‘… Hij was een vat vol tegenstrijdigheden. Scherp als een mes, en zacht als een meisje was hij. Hij was vlug van begrip en vaak toch begreep hij de eenvoudigste zaak niet.’ De beschrijving van de hoofdpersoon, Max Havelaar, is de omschrijving van het gehele boek. Dit boek, dat zowel fantastisch als verschrikkelijk is.

Als mensen oordelen over een persoon, gelijk aan oordelen over een boek, ziet men de ene eigenschap scherper dan de ander. Alhoewel de Max Havelaar velen eigenschappen die een boek kan bezitten in zich heeft, ziet ieder mens een andere kant van het boek.
Want die ene eigenschap, die wel aanwezig is maar niet of nauwelijks wordt gezien, word verwaarloosd en de andere eigenschap wordt in helder licht geplaatst. Zo wil ik u, de lezer van dit betoog, er van overtuigen dat de Max Havelaar van Multatuli , dat zowel realistisch als romantisch is meer naar een romantische kant neigt.




Multatuli
kern
De romantiek wordt in het boek beschreven als verhalen die onwaarheden en leugens aan elkaar breien om de lezer een juist klinkend en oorstrelend geheel voor te leggen. Volgens Droogstoppel, makelaar in koffie en woont op de Lauriergracht N° 37, zijn romans ook ‘valse verhalen’ vol van ‘gekheid en leugens’, maar in werkelijkheid is het meer dan dat.

Romantiek is een stroming die zich afzet tegen mensen zoals Droogstoppel. In plaats van de harde waarheid verkregen door wetenschap spelen in deze boeken gevoel, eenzaamheid, dood, vriendschap, natuur en individualisme een rol.

Deze elementen komen dan ook duidelijk naar voren in de Max Havelaar. Ten eerste de natuur. Deze word duidelijk naar voren gebracht als er wordt verteld over de ongereptheid van Nederlands-Indië. De bekende Nederlandse steden, die de natuur allang verdreven hebben, worden in contrast gezet met de nog bestaande natuur, die de mensen uit die tijd zo vreemd was. In het begin van het boek al, bij het vertellen over Nederlands-Indië en de gang van zaken daar, speelt de natuur een rol. En later bij de tuin van Max Havelaar. En door het boek heen zijn er telkens kleine spelingen in de richting van het belang van de natuur. Een duidelijke citaat volgt:
‘Natuur is beweging. Groei, honger, denken, voelen- het is beweging, stilstand is de dood!’

De voorkant van het boek alleen al maakt de Max Havelaar romantisch. Hierop is namelijk een titel met ondertitel weergegeven, wat een romantisch kenmerk is. Deze luid: ‘Max Havelaar of de koffieveilingen van de Nederlandse handelmaatschappij’. Het is een vraag aan de lezer, voor wie kies jij? De tweede aanwijzing is de naam van de schrijver ‘door Multatuli’, wat een pseudoniem is voor Eduard Douwes Dekker. Het gebruik van een pseudoniem is ook een romantisch kenmerk.

Het verhaal wordt door verschillende vertellers verteld. Droogstoppel is aan het woord, Stern is aan het woord, Max havelaar is aan het woord. Hierbij zit een karakter dat zo verteld dat je het boek niet romantisch zou kunnen noemen. Droogstoppel namelijk is helemaal niet van het gevoel, de liefde en de zweverige en mooie woorden. Droogstoppel houd van de waarheid en niets anders dan de waarheid. Dit maakt hem tot een realistisch karakter. Echter zijn manier waarop hij omgaat met de waarheden die hij te weten komt, bijvoorbeeld die uit Nederlands-Indie, is zeer romantisch. Hij vlucht ervoor, hij wuift ze weg en wil ze niet aanhoren. Ergens is hij de oorzaak van de problemen daar, ergens ver weg heeft hij er zeker mee te maken, dit weet hij en toch schrijft hij: ‘Wat gaan mij de zaken aan van al die mensen in de verte, als ik moet vrezen dat Frits door zijn ongeloof mijn eigen zaken zal bederven, en dat hij nooit een flinke makelaar zal worden?’

 Mijn derde en duidelijkste argument is de vriendschap die door het hele boek door belangrijk is. Droogstoppel probeert vrienden te blijven met de familie stern. Max Havelaar probeert vrienden te blijven met de regent, met Van Brugge, met de bevolking en met ieder ander mens om hem heen. ‘Ik ben hier naartoe gezonden om uw vriend te zijn, uw oudere broer.’
De vriendschappen door het boek heen maken en verpesten Nederlands-Indie volledig.

Eduard Douwes Dekkers
Slot
Door het benoemen van romantische kenmerken die ik heb opgepikt uit dit boek en door het benoemen van één klein realistisch punt moet het nu duidelijk zijn dat de Max Havelaar de eigenschappen van een romanticus bevat. Deze eigenschap kenmerkt zich in de aandacht voor de natuur, de aandacht aan de opbouw van de kaft en de beschreven vriendschappen door het boek heen. Nog velen kenmerken van de romantiek kunnen uit het boek worden gehaald, maar daarvoor zult u het zelf moeten lezen.

Algemene Informatie
·         Max Havelaar- Multatuli hertaling van Gijsbert van Es
·         Aantal bladzijde: 315

vrijdag 4 mei 2012

Oorlog (stromingsboek)-Mijn kleine oorlog – Louis Paul Boon

Het boek over de oorlog
Samenvatting

Dit boek beschrijft van het begin tot het einde het leven van Louis Paul Boon in de oorlog. Boon beschrijft zijn woonplaats ,Gentsesteenweg achter de Aalterse in een voorstad van een provincieplaats, en zijn beroep op dat moment, soldaat in een Belgische troep al vechtend tegen de Duitsers aan het Albertkanaal.  Het gevecht aan ditzelfde kanaal liep echter niet goed met als oorzaken het teveel aan Duitsers en het tekort aan munitie en voedsel en Belgische legerleiding.

Na dit verloren gevecht moesten Louis en Dinges zich overgeven aan de Duitsers en voor straf naar Duitsland lopen. Overal waar ze kwamen lagen dode paarden, kinderen, jonge vrouwen en soldaten. Deze vreselijke weg leidde hen naar een kamp waar luizen en honger een normale zaak waren. Af en toe was er een sprankje hoop, als ze een kaartje van thuis ontvingen.

Een plotselinge switch in het boek  brengt ons in mei 1944, de “Rode Nacht”, toen de geallieerden dreigden de spoorwegen en wapenfabrieken van de Duitsers te bombarderen. Louis, zijn vrouw en kinderen woonden in de buurt van het spoor. Angst greep hen allen toen verkenningsvliegtuigen rode lichtkogels afschoten. Louis had het gevoel dat de dood hem die avond zou vangen, maar zijn gevoel bleek onjuist. Andere echter moesten het leven geven, waaronder “de oude Rat” en meneer Van den Borre.

Armoede
De beschreven oorlog in “Mijn kleine oorlog” bestaat uit kleine korte verhaaltje over de armoede. Over wat mensen doen tegen de armoede, zoals kolen jatten en bedelen en andere smerige praktijken. Louis en Albertine weigerde hier aan mee te doen. Zij verhongerde, kreeg kanker en dit werd Albertine op de dag van de bevrijding fataal.

Vanaf “het eerste uur”, waarmee het eerste uur van de bevrijding bedoeld word, veranderd de manier van schrijven. De Amerikaanse soldaten komen binnen wat volop word gevierd, maar Louis dacht: “De buitenlandse vijand is verdreven, nu komen de oude, de binnenlandse vijanden weer aan de macht.”

De laatste woorden van het boek zijn de sterf woorden van Madame Odine, maar zijn een waarheid voor mensen zoals Louis, mensen die de oorlog in levende lijven hebben meegemaakt. Dit geld voor mensen die met eigen ogen de honger, het verdriet, de pijn en de dood hebben gezien. En voor hen die de stank van bloed, angst , bommen en de dood hebben geroken. Maar vooral voor hen die het gillen, de stilte en de dood hebben gehoord. Deze zin luidt: “Wat heeft het alles voor zin?”

Het boek over de kleine oorlog
Verwachtingen

Toen ik voor dat enorme boeken rek in de bibliotheek stond stelde ik me die eeuwig blijvende vraag: “Wat moet ik nu weer lezen?” De ontdekking van de hemel, te dik. De helaasheid der dingen, de film al gezien. Ik zal niet liegen dat ik altijd moeite heb om dat ene juiste boek te vinden. Dat boek, dat ook nog eens voldoet aan het juiste leesniveau. Toen zag ik “Mijn kleine oorlog” van Louis Paul Boon staan. De titel sprak me aan. Er kwamen gelijk vragen in me op en het lezen van de samenvatting op de achterkant maakte me nieuwsgierig. Ik was eruit. Ik pakte het boek, liep naar de bali, nam het mee naar huis en las het in één ruk uit.

Ik had echter iets anders verwacht van het boek. Meer oorlog en minder gedachtes. Meer oorlog en minder armoede. Meer oorlog en minder mensen. Ondanks de andere verwachtingen was het boek geen tegenvaller. Deze kijk op de oorlog was zelfs vernieuwend en verrassend.

Wat heeft dit alles voor zin?
Motieven en thema

Het centrale onderwerp van het boek komt te vaak voor in het echt, het woord komt te vaak voor in mijn verslag en er zijn te veel slachtoffers door gevallen. Ik heb het natuurlijk over de oorlog met alles wat erbij kijken komt. Louis Paul Boon zat in het leger aan het begin van de tweede wereldoorlog. In de periode van 1940-1945 maakte hij veel mee en dat uit hij in zijn verhaaltjes over leed, dood en angst, de subonderwerpen van het boek.
Een onderliggende gedachte die ik uit het boek haal blijkt uit de titel van een van zijn hoofdstukken: “Schop de mensen tot zij een geweten krijgen.” Dit is de een na laatste belangrijke uitspraak die Paul Boon in zijn boek doet. Hij wil hiermee zeggen dat de mens altijd de baas probeert te spelen over andere mensen en dat dit een schande is.

En dan, de gedachte die blijft hangen na het lezen van dit boek. De gedachte die ik volledig begrijp na het lezen van dit boek. De gedachte die ik nooit meer zal vergeten door het lezen van dit boek:
Wat heeft dit alles voor zin?

Het boek over de grote oorlog
mening

Een oordeel vormen over iets wat je niet hebt meegemaakt is lastig. Maar door het lezen van dit boek voelt het alsof ik erbij was. Ondanks de wat lastige taal en de soms wat lange zinnen vond ik het een mooi boek. Je moet je gedachte er bij houden om het te volgen en juist daarom hield het mijn gedachtes ook echt vast.
Het is niet een verhaal wat je heel graag verder wil lezen omdat het verhaal zo goed is, het is een verhaal dat je verder wilt lezen omdat de gedachtes bijzonder zijn of inzicht geven.
Ik moet daarom zeggen dat ik het knap geschreven vind.

Een minpunt vond ik het te veel aan personages. Je kent geen enkel personage goed. Het is allemaal een korte bondige en misschien ook wel saaie beschrijving van de persoon en daarna verdwijnt hij weer uit beeld. Daarbij worden de personages die wel het hele boek door belangrijk zijn niet goed beschreven. Het valt me tegen dat ik niemand heb “leren kennen”, terwijl dat zorgt voor de band die je met de gebeurtenissen hebt omdat het gevoel dat je de hoofdpersoon kent alles erger laat lijken.

Verder, zou ik ook de titel graag veranderen. Louis Paul Boon zegt: Een kleine schrijver schrijft zijn kleine oorlog maar welke grote schrijver gaat nu opstaan om ons zijn Boek Over De Grote Oorlog aan te bieden? Het hele verhaal komt op mij persoonlijk niet over als een kleine oorlog. Zoveel invloed, zoveel doden, zoveel honger, zoveel gedachtes, verschrikkelijke gedachtes als deze oorlog achter gelaten lijkt te hebben. Dit kan geen kleine oorlog zijn. Dat bewijst dat Louis Paul Boon een grote schrijver is en dat dit boek zijn Grote Oorlog moet zijn geweest.  

Algemene informatie:
·         Mijn kleine oorlog- Louis Paul Boon
·         Plaats van uitgave: Groningen
·         Jaar van uitgave: 1994
·         Eerste druk: 1944
·         Aantal pagina’s: 105
·         Genre: Oorlogsroman
·         Niveau 5